Oeroud en hypermodern. De derde en laatste uitstap van de zesdejaars toerisme leidde naar Brugge, Damme en Sijsele, op zoek naar oude en nieuwe verhalen over ramen, spiegels en krulbollen.
Vroeg op de morgen wandelden we al door het Brugse begijnhof en het romantische Minnewaterpark. Langs lieflijke huisjes stapten we naar het hypermoderne Concertgebouw. Daar kregen we een rondleiding van een professionele gids die ons aan de vooravond van de feestelijkheden voor het tienjarig bestaan liet proeven van licht en geluid. Hij vertelde over springveren, megaramen en stoelen met gaten. Hij nam ons mee achter de coulissen en toonde de kleedkamer waar dirigenten, pianisten en zelfs de meisjes van K3 hun zenuwen verstopten onder kostuum en make-up.
Na de middag reden we boekenstad Damme binnen om er kennis te maken met de platte toren met gladde treden en fenomenaal uitzicht. Tijl Uilenspiegel kwam even weer tot leven in de schaduw van het standbeeld van Jacob Van Maerlant en het Damse stadhuis.
In Sijsele waagden we ons aan een competitie volksspelen. In 't Keunekot staan niet alleen Vlaamse spelen opgesteld. De enthousiaste uitbater baseerde zich ook op het Hongaarse rotte appelen gooien en ontwierp met Raymond Ceulemans een volksspel waarbij je een biljartbal over twee stangen moet voortbewegen.
Voor we het goed en wel beseften zat de dag erop en reden we -zonder file- weer naar het vertrouwde Mortsel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten